wolfwinner-australia.com

Geschiedenis van het gokken

Gokken wordt al heel lang gedaan. Heel vroeger werd gegokt met kleine botjes van een schaap of hond. Uit muurschilderingen en afbeeldingen op vazen zijn goden en mensen te zien die met botjes gokten. Bij opgravingen zijn deze botjes in grote getale gevonden. Van sommige wordt geschat dat ze veertigduizend jaar oud zijn. Ook nu worden ze nog gebruikt door sommige Arabische stammen. De botjes waren de voorloper van de dobbelsteen.

De dobbelsteen dateert van drieduizend voor Christus.

In een Indiaas gedicht zien we de eerste waarschuwing tegen het gokken met dobbelstenen. De god Savitr waarschuwt de mensen en zegt: 'Speel niet bmet dobbelstenen, maar verheug je in je bezittingen, schenk aandacht aan je vee en je vrouw'.

Kaartspel

Het kaartspel vindt zijn oorsprong in het China van de twaalfde eeuw. Het won ook in onze omgeving snel aan populariteit. Het kaartspel bied mogelijkheden voor tientallen verschillende spelletjes.

Toen in de achttiende en negentiende eeuw het kaartspel sterk aan populariteit won, werden er pogingen gedaan om het aan banden te leggen. In Engeland werd daarvoor belasting geheven op het kaartspel. Men bedacht het volgende systeem: alle kaarten mochten vrij verkocht worden, met uitzondering van schoppenaas. Deze moest men kopen via de staat. Natuurlijk werd het systeem op groteschaal ontdoken. Het heeft de opmars van het kaartspel niet kunnen stuiten.

De meeste kaartspelen worden niet als kansspel gezien. Bij een aantal kun je door oefening het spel steeds beter beheersen. Deaamee krijg je invloed op de uitkomst van het spel. Kaartspelen die wél duidelijk het karakter van kansspel hebben, zijn onder andere poker en black jack.

Loterijen

Loterijen vonden al plaats bij de Romeinen. Op feestdagen strooide de keizer briefjes over de bevolking uit. Sommige briefjes waren goed voor prijzen als graan, olie of geld. Eigenlijk was het nog geen echte loterij, want de lootjes hoefden niet gekocht te worden.

In de zestiende eeuw ontstond in Italië in de stad Genua een soort lotto. In Genua was het gebruikelijk dat vijf van de negentig leden van het hoogste bestuursorgaan van de stad, de Grote Raad, hun plaats aan anderen afstonden. Elk half jaar bepaalde het lot welke vijf leden dat waren. Als snel raadde de bevolking mee. Uit de lijst van negentig namen moest je er vijf aankruisen en daarbij een bedrag inzetten. Om een prijs te winnen, moest je een of meerder namen goed voorspellen. Later werden de namen van de Grote Raad vervangen door andere namen en daarna door getallen. De lotto was geboren.

In Noord-Europa werden in de vijftiende eeuw zogenaamde tombola-loterijen georganiseerd. Deze loterijen waren simpel van opzet. Je schreef je naam op een papiertje. Dat papiertje werd in een grote mand gedaan. En vervolgens werden er net zoveel papiertjes getrokken als er prijzen waren. Later werden de loten genummerd. De loterijen werden vaak voor het goede doel georganiseerd, bijvoorbeeld voor de bouw van een weeshuis. Naarmate de loterijen groter van opzet werden en de prijzen aantrekkelijker, eiste het publiek garanties dat hun loten ook werkelijk meespeelden. Om hieraan tegemoet te komen, werd elk lotnummer getrokken en afgeroepen. Dat betekende dat een trekking weleens weken kon duren.

Begin 1700 was er sprake van een groot aantal loterijen die zowel door particulieren als door overheden georganiseerd. In 1726 kwam aan deze verwarring een einde. De Staten Generaal namen toen het besluit om een soort Staatsloterij in het leven te roepen. Bij de verkoop van de loten onstonden echter allerlei problemen. Loten werden opgesplitst, hetgeen problemen opleverde bij de uitbetaling. Ook werden loten verhuurd. Als de speler in de ban van het spel raakte, bleef hij maar huren en betaalde dan uiteindelijk meer dan de kostprijs van het lot. Deze misstanden waren een reden om de Staatsloterij in 1885 te reorganiseren. Loten mochten alleen tegen vastgestelde prijzen verkocht worden door daartoe aangestelde handelaren.

In 1902 kondigde het kabinet Kuyper een wetsvoorstel aan met het doel de Staatsloterij geleidelijk af te schaffen. Een volgend kabinet trok het wetsvoorstel weer in. In 1925 probeerde Colijn het opnieuw. Ondertussen gaven particulieren zogenaamde premie-obligaties en spaarbrieven uit. Dit waren in feite loten in een vermomming. Deze vorm van loterij was zo'n succes dat de Staatsloterij vlak voor de oorlog op sterven na dood was. Na de oorlog verbood de regering alle door particulieren georganiseerde vorm van gokken. Tegelijkertijd werd de Staatsloterij nog meer aan banden gelegd. Zo mochten sigarenwinkeliers en kappers geen staatsloten meer verkopen. Pas vanaf 1950 begon het met de Staatsloterij beter te gaan. Het aantal keren dat er gespeeld mocht worden, nam toe evenals het aantal verkochte loten. In de vijftiger jaren zochten Nederlanders steeds meer heil in buitenlandse loterijen. Pas toen zag de regering in dat de Staatsloterij niet beperkt,

maar versterkt moest worden.

In 1964 werd de Wet op de Kansspelen aangenomen. Deze wet legde de basis voor de Staatsloterij zoals die nu bestaat. Ook de voetbaltoto kreeg in 1964 pas een wettelijke basis.

In de jaren vijftig kwam vanuit de liefdadigheidshoek het idee om voetbalprijsvragen te organiseren. Het Ministerie van Justitie voelde hier niets voor. Vervolgens doken overal wilde voetbalpools op. De Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) besloot daarom in 1957 een eigen toto te beginnen. De KNVB en de liefdadigheidsverenigingen dienden gezamenlijk een verzoek in voor een vergunning voor het mogen organiseren van een toto. In 1964 kreeg de voetbaltoto een wettelijke basis.

De lotto was toen nog verboden. In 1974 maakte een wijziging van de Wet op de Kansspelen het mogelijk lotto te gaan spelen. In die wetswijziging werd eveneens ruimte gegeven aan casinospelen. Ook kwam er toen een regeling voor het spelen van bingo voor liefdadigheidsdoeleinden.

Roulette

Het rad van avontuur zoals we dat tegenkomen op de kermis is de voorloper van de roulette. Het wiel werd plat gelegd en er werd een huis (casa) om heen gebouwd. Het casino was een feit.

In de koffiehuizen in Italië werd voor het eerst roulette gespeeld. In 1863 werd het casino in Monaco geopend. Als geen ander droeg dit casino bij tot een sfeer van luxe en rijkdom waarmee het roulettespel lang omgeven was. In 1861 werd in Nederland een poging ondernomen een casino te starten. De vergunning hiertoe werd echter geweigerd.

Om toch roulette te kunnen spelen, heeft men jarenlang tot op de dag van vandaag geprobeerd om van het roulettespel een behendigheidsspel te maken. Allerlei ingenieuze constructies werden bedacht om het balletje via mechaniekjes in de roulettebak te brengen. Hierdoor zou je moeten kunnen afleiden waar het balletje valt. Het spelen van het spel is dan geen gokken meer, maar een behendigheid en zou dan niet verboden kunnen worden. Golden Ten is een voorbeeld van zo'n spel.

Roulette werd ookin Nederland op grote schaal illegaal gespeeld. Langzamerhand kwam men tot de conclusie dat het gokken niet uit te roeien was. De druk om roulette te legaliseren, werd steeds groter. In 1974 werd de wet gewijzigd en werd het mogelijk om roulette te gaan spelen. Het eerste Holland Casino werd in 1976 geopend. De argumenten om in 1974 de wet te wijzigen bestonden uit de aannames dat mensen altijd een behoefte tot gokken zullen hebben. Om schade aan mens en maatschappij te voorkomen, is het dan maar beter als het gokken niet stiekem maar in alle openheid plaatsvindt. Er kunnen dan ook regels gemaakt worden over hoe een en ander georganiseerd moet worden.

Uiteraard speelde het terugtreden van de overheid op moreel gebied ook een rol bij het veranderen van de wet. Het morele oordeel over gokken wordt niet meer aan de overheid, maar aan het individu toebedeeld. In een toelichting op de wetswijziging in 1974 schreven de indieners dat ze begrijpen dat er mensen zijn die principiële bezwaren hebben tegen het gokken, maar dat dit niet mag betekenen dat zij het gokken van anderen mogen verhinderen. Men hoopte dat door de wetswijziging het illegale gokcircuit gauw zou verdwijnen. Dat is voor een gedeelte gelukt. Golden Ten-clubs zijn nu praktisch verdwenen. Dat heeft wel veel moeite gekost. In het verleden zijn diverse processen tegen Golden Ten-clubs gevoerd. Deze liepen iedere keer stuk omdat rechters bewijzen moesten hebben dat de spelers geen invloed op het spel konden uitoefenen. Met andere woorden: het moest worden aangetoond dat het een kansspel was. In 1991 heeft de Hoge Raad gezegd dat dat het geval was. Golden Ten valt nu onder de Wet op de Kansspelen. Justitie en politie kunnen nu doeltreffend optreden.

Fruitautomaten

De fruitautomaat is veel ouder dan gedacht wordt. In 1905 is patent aangevraagd voor de eerste fruitkast. Het was een toestel met drie draaiende rollen. De bedoeling van de uitvinder was de speler zo langzaam mogelijk te laten verliezen. Het eerste apparaat gaf negentig procent van de inzetten terug.

In de Wet op de Kansspelen van 1964 waren fruitkasten nog verboden. In 1969 veranderde dat. Toen bepaalde de Hoge Raad dat dit verbod niet langer meer gold voor automaten die in vrije spelen uitkeerden. Het aantal automaten is als gevolg van deze uitspraak enorm toegenomen. De winstgevendheid van de fruitautomaten zorgde ervoor dat ze in toenemende mate in vaste opstelplaatsen als café's, restaurants, snackbars, tabakszaken, buurthuizen, kapsalons en dergelijke, werden aangetroffen. De apparaten mochten geëxploiteerd worden door particulieren.

In die tijd was controle op de apparaten niet verplicht. Geregeld kwam het dan ook voor dat er met de afstelling van de automaten geknoeid was. Bovendien bleek de regel dat alleen in vrije spelen uitgekeerd mocht worden, niet te handhaven. Stiekem werd toch in geld uitbetaald. In 1986 paste de wet zich aan de praktijk aan en werd het mogelijk ook geld uit te keren. Tegelijkertijd werden allerlei bepalingen opgenomen om misstanden zoveel mogelijk tegen te gaan. Zo worden de automaten sinds die tijd gecontroleerd door het Nederlands Meetinstituut. De exploitant kan de manier waarop het apparaat afgesteld is dan ook niet meer straffeloos veranderen. Vanaf het moment dat fruitautomaten in geld kunnen uitkeren, nam hun aantal sterk toe.

In 1993 kwam het voorontwerp voor het verbod van de zogenaamde piekautomaten verboden. Piekautomaten waren automaten waarbij grote schommelingen in winsten en verliezen konden optreden. Op 1 januari 1995 volgde het daadwerkelijk verbod op de piekautomaiten.

Naast de fruitautomaten bestaan er ook speelautomaten die geen kansspelautomaat zijn, maar een behendigheidsautomaat waarbij behendigheid van invloed is op de uitkomst van het spel, denk hierbij aan de flipperkasten.

Speelautomatenhallen

Speelautomatenhallen zijn verboden, tenzij de gemeente ze bij verordening heeft toegestaan (en hun aantal vaak heeft gemaximeerd). Als een gemeente een speelautomatenhal of amusementscentrum heeft toegestaan, dan heeft zij niet de mogelijkheid om kansspelautomaten te verbieden en alleen behendigheidsautomaten toe te staan.

Gokken op paarden 

Gokken tijdens de paardenraces was erg populair in de achttiende en negentiende eeuw. Maar ook het gokken op paarden kent een geschiedenis van verbod. In het begin van de twintigeste eeuw kwam tegen het gokken op paarden verzet onder andere vanuit de kerken. In 1911 werd het verboden. In 1945 gebeurde dat opnieuw, nadat de Duitse bezetters het gelegaliseerd hadden. In 1949 mocht het weer, zij het dat het spel aan strenge regels onderworpen werd. Door concurrentie van de toto en later de lotto en de casino's, liep de belangstelling voor het gokken op paarden fors terug. In 1986 werd het Britse concern Ladbroke ingeschakeld bij de organisatie van wedden op paarden. Het succes van Ladbroke was toch minder groot dan verwacht. In 1991 zijn ze weer gestopt. Het wedden op paarden is nu alleen nog maar mogelijk in een ongeveer dertig wedwinkels in grote steden en op de renbanen.

Bingo

Bingo of kienen werd in het verleden voornamelijk gespeeld op personeelsavonden en feestavonden van verenigingen en clubs. Ook nu nog is het een geliefd tijdverdrijf in menig seniorencomplex. Volgens de Wet op de Kansspelen behoort bingo tot de kleine kansspelen. Bingo is in de loop van de jaren steeds commerciëler van opzet geworden. Er bestaat zelfs een omvangrijk 'grijs' circuit waarbinnen om zeer hoge geldprijzen gespeeld wordt. De spelers worden per bus naar de speellocatie gebracht.

Gokken op internet

Er zijn inmiddels rond de tweeduizend casino's op internet. Deze casino's zijn illegaal want ze hebben geen vergunning. De drempel om er te gaan gokken is erg laag. Het is een kwestie van inloggen met een creditcardnummer. Alleen al in Nederland wordt er naar schatting zo'n honderd miljoen euro vergokt in virtuele casino's.

Belspelletjes

Een andere nieuwe vorm van gokken zijn de spelletjes die bij sommige tv-programma's horen. Er moet dan via een peperduur 0900-nummer het antwoord doorgeven op een heel eenvoudige vraag. Volgens de programmamakers is dit geen gokken, maar volgens de wet eigenlijk wel. Het is namelijk geen behendigheid of kwestie van intelligentie als je wint. De beller gokt dat hij er als eerste doorkomt en de mooie prijs wint. De Minister van Justitie overweegt deze belspelletjes aan banden te leggen.  

Geraadpleegde literatuur:

  • Als de knikkers het spel bepalen, door Roel Kessemakers, De Brink, 1993
  • Nu moet het lukken, door Henk Hermans, Boom, 1988

Bron AGOG

Alles over casino!
Onafhankelijke informatie over online kansspelen.